Filmopdracht
Om na te gaan of je ‘actief leren’ voldoende implementeert in je lessen, kan je jezelf filmen tijdens een wetenschapsles en nadien reflecteren aan de hand van de gedragsindicatoren.
KLIK HIER voor de pdf-versie. |
Beheersing leerinhoud
Om actief leren te kunnen implementeren is het cruciaal dat je de leerinhoud optimaal beheerst. Wil je voor jezelf nagaan of je de leerinhoud optimaal beheerst dan kan de zelftest op deze website (Deel 2) een handig hulpmiddel zijn.
Hieronder vind je een aantal gedragsindicatoren die eigen zijn aan een goede beheersing van de leerinhoud. Je kan voor de gefilmde les nagaan of je de leerinhoud voldoende beheerst door op volgende elementen te letten:
Hieronder vind je een aantal gedragsindicatoren die eigen zijn aan een goede beheersing van de leerinhoud. Je kan voor de gefilmde les nagaan of je de leerinhoud voldoende beheerst door op volgende elementen te letten:
- Je brengt begrippen aan zonder over je woorden te struikelen, zonder stiltes, …
- Je hebt gekozen voor een eigen lesaanpak waarbij
- je een volwaardig alternatief aanbiedt voor het gebruikte cursusmateriaal.
- je verwijst naar het cursusmateriaal als structuur en vastzetting.
- De lesovergangen zijn vlot en zorgen voor een duidelijke structuur.
- Je gaat in op vragen van leerlingen.
- Je gaat in op antwoorden van leerlingen.
Actief leren implementeren
Actief leren is een didactische aanpak waarbij je leerlingen optimaal betrekt in en motiveert tijdens het leerproces. Je kan op deze website (Deel 1) de algemene didactische principes hiervoor en de vertaling naar wetenschapsonderwijs terugvinden. In deel 3 op deze website vind je enkele voorbeeldlessen die je kunnen inspireren bij het ontwerpen van toekomstige lessen.
Hieronder vind je een aantal gedragsindicatoren die eigen zijn aan een implementatie van actief leren, geordend volgens de vier didactische kenmerken. Je kan voor de gefilmde les nagaan in hoeverre deze kenmerken al dan niet aanwezig zijn door op volgende elementen te letten:
Hieronder vind je een aantal gedragsindicatoren die eigen zijn aan een implementatie van actief leren, geordend volgens de vier didactische kenmerken. Je kan voor de gefilmde les nagaan in hoeverre deze kenmerken al dan niet aanwezig zijn door op volgende elementen te letten:
Actief leren is in de eerste plaats 'denken'
- Je focust op denken als activiteit.
- Elke lesfase en/of activiteit heeft een inhoudelijk leerdoel.
- Je vermijdt activiteiten/werkvormen waarbij bezig zijn met de handen ondergeschikt is aan het denken.
- Je stimuleert leerlingen om samen te leren.
- Je laat leerlingen onderling hun denken verwoorden.
- Je voorziet inoefenmomenten.
- Leerlingen zijn meer aan het werk (ook denken!) dan jezelf.
- Je stimuleert leerlingen om zelf/samen op zoek te gaan naar antwoorden op hun vragen bij zelfstandig werk.
Denken zichtbaar maken: vraagstelling & feedback
- Je stelt gerichte vragen, gericht op het denkproces.
- Je vermijdt ja/nee vragen.
- Je vermijdt suggestieve vragen.
- Je focust op de concepten en hun betekenis.
- Je gebruikt wetenschappelijke terminologie (aangepast aan de doelgroep).
- Je geeft denktijd aan leerlingen nadat de vraag gesteld is.
- Je betrekt alle leerlingen.
- Je reageert op antwoorden van leerlingen.
- Je bevestigt of ontkent.
- Je gebruikt een antwoord om het concept verder uit te diepen.
- Je herformuleert de vraag (bedoel je dat ….).
- Je waardeert foute antwoorden (duidt niet zomaar iemand anders aan, stimuleert verder denken, …).
Vertrekken vanuit realistische contexten, 'echt' materiaal en relevante voorbeelden
- Je gebruikt voorbeelden.
- De voorbeelden sluiten aan bij de leerinhoud.
- De voorbeelden sluiten aan bij de leefwereld van de doelgroep.
- De voorbeelden wekken verwondering en nieuwsgierigheid op bij de doelgroep.
- Er kunnen probleemstellingen gekoppeld worden aan de voorbeelden.
- Je zet de voorbeelden doordacht in.
- Je vermijdt om voorbeelden te tonen en volledig zelf toe te lichten.
- Je toont voorbeelden en bouwt een onderwijsleergesprek op.
- Je gebruikt de voorbeelden als rode draad doorheen je les.
- Je gebruikt tegenvoorbeelden om een (mis)concept duidelijk te maken.
Zelfregulatie & structuur: onderzoeksmethodes
- Je maakt gebruik van een onderzoeksmethode (aangepast aan de doelgroep).
- Je gebruikt deze methode als lesstructuur.
- Je gebruikt deze methode binnen de experimenten.
- Je respecteert de opeenvolging van stappen van de gekozen. onderzoeksmethode (bvb. Besluiten kunnen pas getrokken worden na het onderzoek, en niet na de hypothese).
- Je geeft leerlingen ruimte om hun leerproces in handen te nemen.
- De leerlingen (h)erkennen deze methode waardoor hun wetenschappelijke geletterdheid kan verhogen.
- Je geeft ruimte aan de leerlingen om de verschillende stappen (onder begeleiding) zelf te doorlopen.
- Je gaat in op randvragen van leerlingen.